Publicatiedatum:
All Stars is zo’n film waarvan ik me nou altijd afvraag: heb ik die nou eigenlijk ooit wel eens in zijn geheel gezien of enkel stukjes tijdens het zappen e.d.? Wellicht komt dat omdat er een TV-serie van is gemaakt die enkele seizoenen heeft gelopen, ik weet het niet. Voordat ik hem laatst zag had ik zoiets van “oh die heb ik nog nooit in zijn geheel gezien”, maar toen ik hem keek kwam vrijwel alles me bekend voor. Deze recensie heeft voor mij dan ook als extra functie me te helpen herinneren dat ik deze film ook daadwerkelijk heb gezien.
All Stars gaat over een groepje amateur voetballers genaamd de Swift Boys. Dit elftal speelt al samen vanaf hun jeugd en het is meer de vriendschap die hen bindt dan het succes, want dat is er namelijk niet. Afgezien van hun gezamenlijke voorkeur voor voetbal zijn ze allen uit elkaar gegroeid en verschillende kanten op gegaan. De één succesvoller dan de ander, al vindt vrijwel iedereen dat het gras groener is bij de ander.
Kort samengevat bestaat dit elftal uit het volgende zevental kernfiguren om wie de film draait: de vrijgezelle regelneef met een goede baan, de notoire vreemdganger die een kind verwacht, de eeuwige student met een vadercomplex, de getrouwde winkeleigenaar, de excuusneger die wilt doorbreken in de showbizz, de beunhaas die voor zijn invalide vader moet zorgen en de kleinzerige die alleen al een fractuur oploopt als er naar hem gestaard wordt.
Het zou bijna een mozaiek-film kunnen zijn ware het niet dat hetgeen deze mensen bindt een centrale rol opeist in film. Hun voetbalteam en de 500e wedstrijd die ze moeten spelen. Deze wedstrijd heeft nogal wat voeten in de aarde overigens. Meerder malen gaat het niet door om telkens andere redenen. Symbolisch is deze wedstrijd natuurlijk in die zin dat onze hoofdfiguren eerst thuis alles voor elkaar moeten hebben voordat hij door kan gaan. De wedstrijd dient als beloning voor de juiste keuzes die ze moeten maken.
De zwakte van deze film zit hem voornamelijk in het acteerwerk. Danny de Munk is in mijn ogen nooit echt een toptalent geweest en ook hier komen de zinnen wat geforceerd en onovertuigend zijn mond uit. Je ziet hem acteren in plaats van dat hij in zijn rol verdwijnt. Anderen komen er wel een stuk beter af zoals Peter Paul Muller, of de immer betrouwbare Thomas Acda die eigenlijk gewoon elke rol hetzelfde kan invullen en dan toch totaal verschillende figuren neerzet. Maar over de gehele linie valt het tegen; Isa Hoes pruilt teveel, Daphne Deckers kan leuk in de camera staren, maar zodra zij haar mond open doet besef je dat ze waarschijnlijk niet naar de camera staart maar er naast, waar de borden met haar teksten waarschijnlijk worden opgehouden.
De film is verder behoorlijk vlot en houdt het tempo er lekker in. Hier zorgen de vele verschillende verhaallijnen ongetwijfeld voor. Deze variëren in sterkte, maar geen één springt er echt bovenuit. Het sterkst is deze film in het overbrengen van een falend groepsgevoel. Iedereen die bij een organisatie heeft gezeten zal dit bekend voorkomen. Die ene persoon die echt alles moet regelen, steeds minder enthousiasme in de groep en de kutsmoesjes die men heeft om langzaam uit de groep te verdwijnen.
Achteraf moet ik zeggen dat ik ergens ook wel begrijp waarom deze film zich telkens uit mijn geheugen weet te halen. Het is een aardige film; bij vlagen komisch en bij vlagen tragisch, maar nooit echt memorabel. Ook het beeld van een zichzelf ondergepiste Frits Lambrechts is dat niet, en dat zou het eigenlijk toch wel moeten zijn.